Investeren in de toekomst
Natuurlijk zou je kunnen denken dat ik, als hoofdeconoom van een duurzame bank, elk beleid dat niet strookt met onze missie per definitie afkeur. Dat is niet zo. Ik kan me best indenken dat mensen een ander beleid voorstaan. Niet mijn beleid, maar beleid gericht op een andere visie, met een ander doel. Vanuit een analytisch perspectief kan ik dan ook zien hoe en waarom men bepaalde doelen wil nastreven. Bijvoorbeeld, als je de overheidsfinanciën op orde wilt krijgen, snap ik dat je hard bezuinigt. Maar een kabinet dat zegt bepaalde doelen te willen bereiken en daarbij geen flauw benul blijkt te hebben hoe je daar beleid voor moet maken, daar kan ik niet zoveel mee als econoom.
Zo is in de Troonrede weer eens de zinsnede te vinden dat “de overheid het huishoudboekje op orde moet houden”. Naast dat dit op langere termijn niet gebeurt, is het ook kolder. Een overheid kan juist, door te lenen en schulden te maken, grote veranderingen afdwingen. Door sectoren die geen bestaansrecht meer hebben – simpelweg omdat ze maatschappelijk waarde afbreken in plaats van toevoegen, zoals de intensieve landbouwsector of de allergrootste uitstoters – te saneren en te vernieuwen. Door echt te investeren in onze toekomst en transities mogelijk te maken. Het kabinet doet precies het tegenovergestelde. Het kort met name op uitgaven op het gebied van klimaat en milieu, internationale samenwerking en onderwijs. Kortzichtig.
Groei op de verkeerde plek
In die woorden omschrijven de planbureaus dat in hun analyse van brede welvaart niet, maar hun conclusie is hetzelfde. Niet investeren in de toekomst maakt onze economie en ons land niet innovatiever, zoals het kabinet pretendeert te willen. Integendeel. De achterstand in leesvaardigheid van Nederlandse jongeren bij die van hun leeftijdsgenoten in andere Europese landen wordt alleen maar groter en fundamenteel onderzoek schaarser. Als je beleid zou willen verzinnen om een land te laten zakken op ranglijstjes van innovatie en productiviteit is dit uitstekend beleid. Maar ik geloof dat het kabinet de tegenovergestelde doelstelling heeft.
Dit is geen kabinet dat gaat zorgen voor groene groei, zoals wel pronkt in de titel van een ministerie. Groene groei is een idee fixe van ecomodernisten dat ervan uitgaat dat met innovatie de hele economie kan blijven groeien en de negatieve effecten, zoals de uitstoot van broeikasgassen, grondstofgebruik en stikstofuitstoot, dalen.
Er is geen bewijs dat dit lukt als de economie gewoon blijft doorgroeien. Sommige zaken, zoals fossiel of industriële landbouw, zullen toch echt snel moeten worden afgeschaald. We moeten afbouwen, ombouwen en opbouwen om een transitie voor elkaar te krijgen.
Veel beloftes, weinig maatregelen
Uiteindelijk gaat het over vertrouwen in de toekomst van Nederland. En daar hebben de planbureaus een interessant punt. “Vertrouwen wordt mede bepaald door de mate waarin het kabinet de in de samenleving ervaren problemen daadwerkelijk weet op te lossen. Wanneer dit niet lukt, bestaat het risico dat het vertrouwen daalt.” Daar zit wellicht het kernprobleem van deze begroting. Het kabinet belooft veel, zoals de ‘door burgers ervaren asielcrisis’ op te lossen, het aantal ambtenaren te verminderen of boeren perspectief te geven. Maar net als in de uitwerking van het regeerakkoord vorige week, ontbreken de concrete maatregelen. En zo kan dit kabinet dat zegt op te komen voor de burger, uiteindelijk een grote teleurstelling worden voor diezelfde burger. En weg is het vertrouwen.
Ondertussen worden vooral de lasten verlicht van degenen die dat het minst nodig hebben en worden belangen gediend van diegenen die het hardst hebben geroepen. Je hoort ze niet klagen natuurlijk, maar economisch gezien is het weggegooid geld; het leidt niet tot een concurrerender economie, helpt niet voor een betere toekomst van Nederland en ook niet op kortere termijn tot meer economische activiteit.
Dit alles overdenkend viel mijn oog op een merkwaardige passage uit het regeerprogramma: “Onze huidige economische systemen kennen echter ook een keerzijde, de huidige toenemende vraag naar productie en consumptie is op korte termijn niet houdbaar. Daar zullen we dus écht op een nieuwe manier naar moeten kijken en ons de fundamentele vraag moeten stellen: welke economie willen we zijn?” Het antwoord van dit kabinet daarop, is een economie die het goed voorheeft met gevestigde belangen, die niet wil vernieuwen, niet investeert in veerkracht, die de overheidsbegroting op korte termijn langs de afgrond laat scheren.
Een economie die zorgt voor iedereen
Nu lijkt het me ook niets om zelf een economie te willen zijn, maar als ik er eentje zou willen zijn, zou ik er graag een willen zijn die zorgt voor iedereen, nu en in de toekomst, ingebed in een florerende natuur en die ook verantwoordelijkheid neemt voor mens en natuur in de rest van de wereld. Ik zou een sociale economie willen zijn, die niet alleen luistert naar wat gevestigde belangen mij zouden influisteren. Blijkbaar heeft deze regering een ander antwoord. Wellicht is dat wat ze radicaal pragmatisme noemen. Ik noem het radicale kortzichtigheid gebaseerd op drijfzand. Ik raak ervan van slag.
Bedankt voor je reactie!
Bevestig je reactie door op de link in je e-mail te klikken.