Door het veranderende klimaat krijgen we steeds meer te maken met periodes van hitte, droogte en hevige neerslag. Hoe creëer je een tuin die deze klimaatuitersten aankan? Waar planten goed (blijven) gedijen en het fijn toeven is voor jou én allerlei diersoorten? Anniek Veltman van De Groene Tuincoach heeft het antwoord. Zij helpt consumenten, scholen en gemeenten om tuinen klimaatbestendig en ecologisch verantwoord aan te leggen. Dit zijn haar tips om zelf aan de slag te gaan.
1. Wip die tegels uit je tuin
Groen in plaats van grijs:dat is het simpele idee van tegels uit je tuin halen en die vervangen voor groen. Dat kan gaan om gras, maar ook om planten, hagen, struiken en zelfs bomen. “Op die manier stroomt het water niet linea recta het riool in. In de bodem zakt het water langzaam naar beneden, waarna het in het grondwater terecht komt. Planten kunnen met hun wortels ver de grond in reiken, dus dat water blijft lang voor ze beschikbaar. Dat scheelt weer in het sproeien."
Al zin in een groen aanzicht? Tegels wippen klinkt simpel, maar wie aan de slag gaat, stuit al snel op een laag zand die onder tegels ligt om het terras stabiel te houden. “Dat kan je af laten voeren in puinzakken of inleveren bij de stort, maar je kan het ook hergebruiken in een verhoogde border”, legt Veltman uit. Vaste planten wortelen niet zo diep, dus zand onder goede tuinaarde kan geen kwaad. “Tegen de tijd dat de wortels bij het zand komen, is de grond al gemengd door gronddiertjes en regenwormen.” Zit je op kleigrond? Dan kan je het zand erdoor mengen om de kleigrond wat luchtiger te maken.
Als het zand (deels) is vervangen door biologische tuinaarde met compost, kun je het gat vullen met het groen dat je voor ogen hebt. Dat kan je ook stapsgewijs doen. “Je kan bijvoorbeeld in vakken werken, zodat het minder overweldigend voelt.” De tegels die over zijn, kun je in veel gemeenten op laten halen door een Tegeltaxi, maar je kan ze ook hergebruiken in bijvoorbeeld een verhoogde border. Breek de stenen in kleine stukken en maak er opgestapeld een randje van, waar je nieuwe aarde in stort.
2. Bedek de bodem
Grote kans dat je borders of plantvakken niet direct helemaal vol staan met groen - je moet immers wat ruimte overlaten zodat ze kunnen groeien. “Maar door de kale aarde verdampt het vocht heel snel uit de grond, en dat is hartstikke zonde.” Veltman raadt aan om naar bodembedekkers te kijken - planten die laag blijven en als het ware om andere planten heen groeien. Voorbeelden zijn kruipend zenegroen en bosaardbeien, maar ook laagblijvende sedumsoorten.
Ook kun je natuurlijk materialen gebruiken om de bodem te bedekken. “Denk aan houtsnippers, boomschors, oude bladeren of stro. Deze deklaag wordt ook wel mulch genoemd en bestaat meestal uit plantaardig materiaal.”
3. Maak een waterdoorlatend pad
Een pad door de tuin is nodig om je gemakkelijk te verplaatsen, maar wie zegt dat deze van tegels moet zijn? Wie kiest voor waterdoorlatende, poreuze bestrating, helpt de grond eronder om vocht beter op te nemen. Voorbeelden zijn boomschors of houtsnippers, maar ook schelpen en fijn grind of split (kleine steenbrokjes) zijn opties. “Er zijn zelfs ‘gekneusde’ perzikstenen, die heel lang blijven liggen. Met dit soort materialen is het ook mogelijk om een slingerend paadje te maken, makkelijker dan met tegels.”
Wil je toch graag een tegelpad? Ook dan heeft Veltman een tip: “Je kan kiezen voor stapstenen, waarbij je tussen de tegels ruimte hebt voor gras of leuke laagblijvende planten zoals slaapkamergeluk (in de schaduw), loopkamille of kruiptijm. Dat ziet er direct heel vrolijk en groen uit.”
4. Kies voor planten met verschillende hoogten
Door de toenemende warmte in tuinen, is het belangrijk om schaduw te creëren, zodat water minder snel verdampt en de temperatuur in jouw tuin wat lager blijft. En wat is daar nou beter voor dan een boom? “Veel mensen zijn angstig dat die heel hoog worden, maar er zijn er genoeg die niet heel groot worden: fruitbomen, krentenboompjes en de Japanse Esdoorn bijvoorbeeld.” Ook zijn er dakbomen, die als het ware een schaduwplek creëren met hun bladeren. Bomen als de moerbei en de moeraseik zijn in deze vorm te koop. Dan worden de takken geleid over een rekje. “Er kunnen nog steeds planten onder groeien. Kies je een boom waarvan de bladeren nog licht doorlaten, dan kunnen dat zonminnende planten zijn. Anders zijn schaduwplanten ook een optie.”
Wie niet zo ver de hoogte in wil, kan ook kiezen voor struiken, hagen en planten in verschillende hoogten. “Als je op zoek bent naar een afscheiding, zou je bijvoorbeeld ook kunnen kiezen voor een haag in plaats van een schutting”, tipt Veltman. Bovendien geven groenblijvende struiken met besjes kleur in de winter én zijn ze fijn voor vogels die graag komen knabbelen.
5. Geef slim water
Iedereen weet dat je tuin af en toe gesproeid moet worden (zeker bij lange periodes van droogte), maar wie slim met water omgaat, kan veel besparen. Allereerst is het slim om een regenton aan te sluiten, aan je huis of aan je schuurtje. “Koop er eentje die minstens 200 liter water kan opvangen, die zit zo vol”, aldus Veltman. Verschillende gemeenten bieden subsidies voor het kopen en installeren van een regenton.
Let ook op het tijdstip: geef bij voorkeur ’s ochtends vroeg water. Dan is de warme grond weer wat afgekoeld en verdampt het water niet direct na het sproeien. Nog een voordeel: slakken gaan ’s nachts op pad om aan je planten te knabbelen en houden van vochtige aarde. Je maakt het ze dus ietsje moeilijker als je ’s ochtends water geeft.
6. Leg een vijver of wadi aan (maar kijk eerst of dat bij je tuin past!)
Libellen en waterjuffers die de lange plantenstengels langs de vijver gebruiken als uitkijkpunt om te jagen: wie een vijver aanlegt in de tuin, is verzekerd van een heleboel extra insecten. Wie voor een minder opvallende oplossing wil gaan, kan kiezen voor een wadi: een klein niveauverschil in de tuin waarin regenwater opgevangen wordt en vervolgens langzaam infiltreert in de grond. “Dat water dient verder geen doel, zoals in de vijver, maar helpt wel bij de tijdelijke opvang als er heel veel regen is gevallen.” Zet er een aantal bloeiende moerasplanten in en het is direct een vrolijk geheel.
Voordat je gelijk begint te graven, is het volgens Veltman belangrijk om je af te vragen of een wadi wel geschikt is voor je tuin. “Hoe groot is je tuin bijvoorbeeld? Voor een wadi heb je minimaal twintig centimeter niveauverschil nodig, en het is sterk af te raden om hem direct naast je gevel aan te leggen, om te voorkomen dat het water in je woning of kruipruimte terecht komt. Zit je op compacte kleigrond waar water moeilijk in wegloopt? Dan is zo’n wadi misschien ook geen goed idee. Zoek dus eerst uit of je tuin geschikt is met de emmertest.”
Wie na deze aandachtspunten nog steeds aan de slag wil, graaft een ondiepe kuil in een langwerpige geul. Zorg ervoor dat de bodem van de wadi licht afloopt om het water naar het laagste punt te laten stromen. De bodem van een wadi moet het water goed door kunnen laten. Dat kan met behulp van zand, maar ook met boomschors, houtsnippers of snoeiafval.
7. Ga voor een groendak
Het grind of de kale dakbedekking die vaak op daken ligt, houdt warmte vast. Om voor verkoeling in en om het huis te zorgen, kun je ook kiezen voor een groendak (sedumdak). “De planten die je op je dak plaatst, houden water vast, dat weer verdampt als het heet is. Dat zorgt voor verkoeling. Je verandert letterlijk het klimaat in je buurt.”
Veltman durfde het op het golfplaten dak van haar schuur wel aan om het zelf te leggen, maar in de meeste gevallen raadt ze aan om het door een bedrijf te laten doen. Het is namelijk belangrijk om wat zaken te checken. “Is de dakbedekking eerst aan vervanging toe? Kan het dak het extra gewicht überhaupt wel aan? Als je dat niet checkt en het gaat fout, dan kan je lekkages krijgen.” In de gemeente Utrecht is het bijvoorbeeld mogelijk om je dak te checken via de Natuur en Milieu Federatie.
Bedankt voor je reactie!
Bevestig je reactie door op de link in je e-mail te klikken.