Het aantal plantaardige producten in supermarkten neemt toe, net als het aantal veganistische bestellingen bij restaurants. Vijf procent van de jongeren (18 tot 29 jaar) geeft inmiddels aan uitsluitend plantaardig te eten. En ook de gemiddelde Nederlander maakt steeds bewustere dieetkeuzes. Een goede ontwikkeling, want de intensieve veehouderij in ons land heeft veel negatieve impact op het gebied van dierenwelzijn, volksgezondheid, milieu en (dalende) biodiversiteit.
De gevolgen van intensieve veehouderij
Een aantal (ontnuchterende) voorbeelden daarvan: in de intensieve veehouderij zijn tienduizenden kippen in één kooi (lees: een grote, betonnen bak) geen uitzondering. Met andere woorden: op het gebied van dierenwelzijn is er echt werk aan de winkel. Vlees is daarnaast verantwoordelijk voor 40 procent van de broeikasgassen die vrijkomen bij voedselproductie in Nederland, stelt Milieu Centraal. En een dieet met veel rood en/of bewerkt vlees is ongezond voor de mens, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. Ook niet onbelangrijk: meer dan de helft van de Nederlandse landbouwgrond wordt momenteel gebruikt voor veevoerproductie in monoculturen (zoals Engels raaigras, snijmaïs en graan), wat funest is voor de biodiversiteit. En dan is er nog de stikstofcrisis, waarbij geldt dat de stikstofuitstoot binnen de landbouw voor een aanzienlijk deel door intensieve veeteelt wordt veroorzaakt.
“Het systeem moet veranderen”, zegt Paul Kortekaas, manager landbouw en voeding bij Triodos Bank. “We hebben veel te veel dieren in Nederland, ten opzichte van de beschikbare grond. Wie door Noord-Brabant rijdt, ziet soms wel zestig enorme varkensstallen op een rij. We importeren ontzettend veel veevoer uit verre landen, om vervolgens een groot deel van de geslachte dieren weer te exporteren. Ondertussen heeft Nederland het slechtste grond- en oppervlaktewater van Europa. Dat komt mede doordat we zoveel mest uitrijden over het land en veel schadelijke stoffen uitspoelen naar grond- en oppervlaktewater. Dat is geen gezond en houdbaar systeem. Het roer móét om.”
De vraag is dan ook of dieren überhaupt nog wel een plek hebben in het landbouwsysteem van de toekomst. Paul Kortekaas en Pjotr Tjallema, duurzaamheidsonderzoeker bij het Impact & Economics-team van Triodos Bank, vinden van wel. Maar... Zeker niet op de manier zoals het nu gaat. Er moet ontzettend veel veranderen.
De bodem als basis
De hamvraag is natuurlijk: wát moet er dan veranderen? Volgens Kortekaas start het allemaal met een gezond en vitaal bodemleven. Dat bepaalt immers wat er in en boven de grond groeit en gebeurt en ligt aan de basis van een duurzaam en robuust landbouwsysteem. “De kringloop van mineralen is daarin ontzettend belangrijk”, aldus Kortekaas. “Dat betekent: alles dat wij uit de bodem trekken voor voedselproductie, moet op de één of andere manier ook weer terugkomen, bijvoorbeeld via natuurlijke hulpbronnen zoals dierlijke mest en compost. Het bodemleven moet gevoed worden, zodat de bodem gezond blijft. Dát is de basis.”
“We moeten per gebied onderzoeken hoe we daar vorm aan kunnen geven”, vervolgt hij. “In veel gebieden is het heel goed mogelijk om zowel voedsel te verbouwen voor menselijke consumptie als de kringloop van mineralen in stand te houden. In weidegebieden (waar gras het belangrijkste gewas is) zal het accent blijven liggen op melkveehouderij. Andere gebieden, zoals gebieden rondom Natura 2000-gebieden, zullen fungeren als overgangsgebied tussen landbouw en natuurontwikkeling, wat onmisbaar is als het gaat om biodiversiteit en water- en luchtkwaliteit. En er zullen ook biobased grondstoffen verbouwd worden, zoals hennep en lisdodde, die de bouwsector goed kan gebruiken, bijvoorbeeld als biobased isolatiemateriaal.”
Ook dieren hebben een plek in die kringloop van mineralen. Sterker nog, ze kunnen er een belangrijke bijdrage aan leveren (zie verderop in dit artikel). “Maar dan wel op veel kleinere schaal. We moeten dieren houden vanwege hun rol in de mineralenkringloop, niet om de producten die ze leveren”, aldus Kortekaas.
Dieren als onderdeel van de kringloop
Maar wat kan de rol van dieren dan zijn in het landbouwsysteem van de toekomst? Mest is er een goed voorbeeld van. Momenteel maakt de Nederlandse landbouwsector veel gebruik van kunstmest, om planten van voedingsstoffen te voorzien. Dat is wel verre van ideaal, zegt Kortekaas. “Kunstmest is een wondermiddel; je kan er alles mee laten groeien wat je maar wilt. Maar het maakt ook het bodemleven kapot, dat moeten we niet willen”, aldus Kortekaas. “Door natuurlijke reststromen weer terug te brengen in de bodem, draag je wél bij aan een rijk en gezond en actief bodemleven. Dat kan met compost van plantenresten, maar zeker ook met dierlijke mest. Dat zijn immers ook plantenresten, ze zijn alleen een extra keer verteerd.”
Dierlijke mest zorgt dus voor een rijk bodemleven, omdat de hoeveelheid organische stoffen in de bodem toeneemt. En dát zorgt weer voor een goede bodemstructuur, waar gewassen dieper wortelen en wat wateropslag in tijden van waterovervloed en watertoevoer in tijden van droogte ten goede komt. De bacteriën en schimmels in de bodem trekken bovendien andere organismen aan, zoals wormen en insecten, die weer vogels en andere dieren aantrekken. Met andere woorden: het bevordert de biodiversiteit. Kortekaas: “Dierlijke mest (mits in beperkte hoeveelheden) draagt bij aan de mineralenkringloop en heeft daarom wel degelijk een plek in landbouwsysteem van de toekomst.”
Een andere manier waarop dieren de kringloop rondmaken, heeft te maken met het benutten van reststromen die nu vaak verloren gaan. Tjallema: “De akkerbouw heeft veel reststromen die worden weggegooid omdat ze afgekeurd zijn voor menselijke consumptie. Maar varkens en koeien kunnen die prima eten. Hetzelfde geldt trouwens voor de afvalstromen uit de voedselindustrie, ook die kunnen dienen als veevoer. We importeren nu ontzettend veel veevoer uit het buitenland, terwijl we zelf waardevolle voedingsstoffen weggooien. Zo onlogisch en funest.”
Landbouwareaal optimaal benutten
Een beperkt aantal dieren kan daarnaast een belangrijke rol spelen bij de optimale benutting van het beschikbare landbouwareaal in Nederland. Ook dat is belangrijk, want momenteel is daar absoluut geen sprake van. Maar liefst de helft van de landbouwgrond in Nederland wordt gebruikt voor veehouderij, terwijl een fors deel daarvan ook geschikt is (en beter gebruikt kan worden) voor het verbouwen van humaan voedsel. Maar… Er zijn ook gebieden die daar niet geschikt voor zijn. En dat zijn bij uitstek gebieden waar dieren een rol van betekenis kunnen spelen, ook in de toekomst.
Veenweidegebieden zijn daar een goed voorbeeld van. “Daar groeit vooral gras: geen voedsel voor mensen, maar wel voor koeien”, zegt Kortekaas. “Ik zie daar een prachtige toekomst voor vee. In deze veengebieden kunnen koeien en kippen los rondlopen. Varkens eten reststromen op, koeien zetten het gras om in melk en een stukje vlees en kippen verspreiden koeienmest over het land, door erin te wroeten en de insecten eruit te halen. Zo dragen ze dus bij aan het onderhoud van het landschap.”
Dierenwelzijn verbeteren
Dieren hebben dus zeker een plek in het landbouwsysteem van de toekomst, vinden Tjallema en Kortekaas. Maar dan moeten ze wel op een compleet andere manier gehouden worden dan nu én op aanzienlijk kleinere schaal. Het dierenwelzijn in de landbouwsector moet bijvoorbeeld fors verbeteren. “Ook bij dit onderwerp geldt: het systeem moet op de schop”, zegt Kortekaas. “Een voorbeeld: momenteel worden koeien onthoornd omdat ze elkaar anders bezeren in de stal. Er worden zelfs koeien zonder hoorns gefokt. Maar dat is natuurlijk de wereld op zijn kop. Ze horen überhaupt niet hutje mutje in een stal te staan. Als koeien de ruimte krijgen die ze horen te krijgen, zijn de hoorns ook geen probleem. Momenteel passen we dieren aan aan ons landbouwsysteem. Maar we zouden de huisvesting juist moeten aanpassen aan dieren.”
“Dieren moeten bijvoorbeeld in hun natuurlijke omgeving kunnen verblijven”, vult Tjallema aan. “Een kip moet rond kunnen lopen in een gebied met bomen, want zij weten instinctief: daar zitten de insecten. Een varken moet naar buiten kunnen en in een modderbad kunnen liggen, niet op een betonvloer.” Een varken eet daarnaast graag vast voedsel en wil daar lekker naar kunnen wroeten in de buitenlucht, maar krijgt nu vooral breivoer (aangevuld met wei of water), omdat dat gemakkelijker is voor de boer.
Om het dierenwelzijn in Nederland te verbeteren, moeten stallen waar dieren alleen in betonnen bakken, stallen of op roosters leven op termijn in ieder geval niet meer ondersteund worden, vinden Kortekaas en Tjallema. Daarnaast moet de veestapel simpelweg fors krimpen, zodat er letterlijk en figuurlijk meer ruimte komt voor dieren en dierenwelzijn. Dierenwelzijn is ook een van de redenen waarom Triodos Bank tegenwoordig biologisch-dynamische normen hanteert bij de financiering van nieuwe klanten in de intensieve veehouderij.
De eiwittransitie en nieuwe verdienmodellen
Maar de vraag is: hoe dringen we de veestapel terug? “Ten eerste is er in de aankomende jaren sprake van een groot natuurlijk verloop”, zegt Kortekaas. “Binnen nu en tien jaar verdwijnt een groot aantal varkenshouders, omdat velen van hen geen opvolger hebben klaarstaan. Ten tweede moet ons consumptiepatroon op de schop.”
“We staan aan de vooravond van een enorme eiwittransitie,” vervolgt Kortekaas. “Op dit moment bestaat ons menu voor 60 procent uit dierlijke eiwitten en 40 procent uit plantaardige. De overheid streeft naar een verdeling van 50/50 in 2030, maar wat ons betreft bestaat een gezond dieet voor 80 procent uit plantaardige eiwitten.” Tjallema vult aan: “Het Planetary Health Diet onderstreept dat. Bij het opstellen dit dieet hielden wetenschappers zowel rekening met de gezondheid van de mens als die van de planeet. Zij concludeerden: een dieet met een gematigde hoeveelheid dierlijke eiwitten is sowieso een must.” Dat is overigens niet alleen de verantwoordelijk van de boer. Plantaardige consumptie moet op verschillende manieren worden gestimuleerd, zodat er ook daadwerkelijk een afzetmarkt is.
Maar als de veestapel straks fors kleiner is, komen veel boeren dan niet in de kou te staan? “Daar moeten we natuurlijk voor waken”, zegt Kortekaas. “Er is ondersteunend beleid nodig, om nieuwe verdienmodellen te stimuleren. En die zijn er genoeg. Denk bijvoorbeeld aan de teelt van groente en peulvruchten. Of van biobased bouwmaterialen, zoals lisdodde, hennep en andere vezelgewassen.” Tjallema vult aan: “Of denk aan projecten op het gebied van landschaps- en waterbeheer. Triodos Bank werkt bijvoorbeeld mee aan een innovatief natuurproject in het Verenigd Koninkrijk, waar boeren betaald krijgen om aan natuurlijk waterbeheer te doen. Dergelijke initiatieven zijn in Nederland ook noodzakelijk, gezien de grote opgave die we hebben op het gebied van waterkwaliteit.”
Plek voor vee, of niet?
Het terugdringen van de veestapel kent veel uitdagingen en gaat niet van de ene op de andere dag. Maar het kan en het moet, vinden Kortekaas en Tjallema. “Als we daar tot 2030 voor nodig hebben, prima”, zegt Kortekaas. “Zolang het maar gebeurt, want het systeem moet echt om.” En laten we vooral ook de voordelen van een landbouwsysteem zonder intensieve veehouderij niet vergeten, benadrukt Tjallema, want die liegen er niet om. Van betere water- en luchtkwaliteit en volksgezondheid tot beter dierenwelzijn en biodiversiteit.
“Onderzoek toont aan dat het landgebruik en de CO2-uitstoot van de landbouw in Europa met respectievelijk 71 en 29 procent kunnen dalen als we minder dierlijke producten zouden produceren. Tegelijkertijd zouden we dan gezonder eten produceren en als continent zelfredzaam zijn”, besluit hij. “Het gaat natuurlijk om een modelstudie, maar het is wat mij betreft een mooi en hoopvol vooruitzicht.”
Bedankt voor je reactie!
Bevestig je reactie door op de link in je e-mail te klikken.