De onderstaande column verscheen op 5 maart in Het Financieele Dagblad als onderdeel van een reeks opinieartikelen van Kees Vendrik waarin hij zijn visie geeft over economische en politieke vraagstukken.
In het najaar van 2009 meldde de toenmalige Griekse minister van Financiën Giorgos Papakonstantinou aan Brussel dat het Griekse overheidstekort veel hoger zou uitvallen dan eerder gerapporteerd. De rente op Grieks schuldpapier vloog omhoog en Athene verloor toegang tot de financiële markten. Het duurde een half jaar voordat Europa een antwoord had gevonden. Een beroep op de no bail-out clausule uit het Verdrag van Maastricht (elk land draait zelf op voor zijn eigen schulden) was riskant, onder meer vanwege de grote betrokkenheid van met name Franse en Duitse banken bij de financiering van de Griekse schuld. Met het eerste Griekse noodprogramma in mei 2010 werden financiers uitgekocht, tekorten afgedekt en besmetting afgewend.
De euro onder druk
Dat het gesjoemel met tekortcijfers zo’n impact op de euro kon hebben – Griekenland is toch geen economisch zwaargewicht -, is uiteindelijk gevolg van het besluit in 1991 om een muntunie te starten zonder centrale politieke autoriteit. Dat was gewaagd, en verplichtte nationale politieke leiders van de deelnemende landen ertoe om tot in lengte van dagen geen misverstand te laten ontstaan over hun steun voor de euro en te doen ‘whatever it takes’ om de integriteit van de munt te borgen.
Dat ging in 2009 mis. ‘Blijft Griekenland in de euro?’ was een vraag die lang onbeantwoord bleef, met name in Berlijn. Het ondenkbare werd zo ineens denkbaar: de euro was wellicht omkeerbaar en als Griekenland de zone zou verlaten, konden andere landen volgen. Vervolgens voerden financiële markten een langdurige politieke stress-test uit op de euro. Uiteindelijk bracht ECB-chef Draghi in de zomer van 2012 rust met de aankondiging van het Outright Monetary Transactions-programma. Herhaling van deze politieke vertrouwensbreuk is niet denkbeeldig. De ‘weeffout’ van het Verdrag van Maastricht is nog niet aangepakt.
CV
KEES VENDRIK
Kees Vendrik is hoofdeconoom van Triodos Bank. Vendrik houdt zich in deze functie bezig met onderzoek naar financiële, sociale en politieke vraagstukken en het stimuleren van de dialoog over geld en duurzaamheid. Daarnaast is hij sinds 1 september actief als lid van de raad van advies van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Vendrik was eerder lid van het college van de Algemene Rekenkamer en lid van de Tweede Kamerfractie van GroenLinks.
> raad van advies van het Centraal Bureau voor de Statistiek
> Algemene Rekenkamer
Democratisch tekort
Het ontbreken van een centraal politiek gezag weerspiegelt zich in het democratisch tekort in de eurozone. De eurocrisis heeft een serie van interventies afgedwongen (bankenunie, versterking begrotingsregels, steunfonds, noodprogramma’s) die op zijn best konden rekenen op indirecte democratische legitimiteit via nationale parlementen. Dat wringt: de ongekozen Europese Commissie waakt over de toepassing van de begrotingsregels, de Eurogroep (zonder formele status) besluit over noodfondsen en -programma’s, de ECB houdt toezicht op banken (zonder adequaat onderzoeksmandaat ter zake voor de Europese Rekenkamer). Dat is geen klein bier en draagt niet bij aan draagvlak voor de muntunie bij Europese burgers.
Dit werd bijvoorbeeld scherp zichtbaar bij de architectuur van de noodprogramma’s. Ofschoon met verstrekkende gevolgen voor de landen in kwestie (die er weinig over te zeggen hadden), was er geen eenduidig democratisch forum waar het debat hierover werd beslecht. De Europese Rekenkamer oordeelde in haar onderzoek naar de (rol van de Europese Commissie bij de) Griekse noodprogramma’s, dat deze onvoldoende hebben bijgedragen aan economisch herstel en dat er te weinig rekening is gehouden met sociale gevolgen.
Minder regels
Wie de muntunie verder wil brengen, zal eerst het democratisch vraagstuk moeten adresseren. De stap naar een volwaardig Europarlement waar een politieke Euro-raad (met rechtstreeks benoemde leden en nationale ministers van Financiën, gelijk het bestuursmodel van de ECB) verantwoording aflegt, is dan aan de orde.
Meer democratische verantwoording biedt ook ruimte voor minder regels. De Europese begrotingsspelregels zijn uitgegroeid tot een waar labyrint dat niemand gelukkig maakt. Havikken klagen over gebrek aan compliance (klopt), duiven bekritiseren het pro-cyclische karakter (klopt ook) en iedereen stoort zich aan de ondoorzichtigheid (alweer juist). Er is een goed debat te voeren over de vraag of verstandig macro-economisch beleid zich laat vangen in regels, en veel regels zijn ingegeven door de angst voor een transferunie (wat elke muntunie overigens per definitie is).
Willen we toch spelregels, versimpel ze en draai ze om. Stel geen maximum-tekort van 3%, dat vaak pijn doet in slechte tijden en de overheidsbegroting uitschakelt als automatische stabilisator, maar verplicht euro-landen tot een overschot in goede tijden. Dat voorkomt dat (tijdelijke) meevallers op de begroting in goede tijden worden verjubeld aan lagere belastingen en bij de volgende recessie de publieke sector op de schop moet (en/of de lasten omhoog) om de rekening te betalen.
Dat had ook Giorgos Papakonstantinou in 2009 vast geholpen toen hij het bedrog van zijn voorganger openbaarde en een failliete boedel erfde.
> Lees de andere columns die Kees Vendrik voor Het Financieele Dagblad schreef
Bedankt voor je reactie!
Bevestig je reactie door op de link in je e-mail te klikken.